De onheilsbode
De remmen van de auto piepen. De auto schokt. Tom en Laura schieten naar voren om vervolgens door hun autogordels weer terug in hun stoelen geperst te worden. Zweetdruppels parelen op Toms voorhoofd. Zijn handen omklemmen het stuur krampachtig. Hij kijkt opzij. Laura kijkt door de voorruit naar buiten, haar onderlip trilt van de schrik. ‘Zullen we maar gaan kijken?’ vraagt Tom voorzichtig. Zijn stem klinkt hem vreemd in de oren. Alsof het de stem van een ander is. Laura knikt. Tom gooit zijn portier open. Hij kijkt snel naar links en naar rechts, maar de duinweg waar ze zojuist reden is helemaal verlaten. Een windvlaag doet het zand op de weg opwaaien. Tom stapt uit en loopt om de auto heen om te kijken naar de schade die hij heeft aangericht. Laura zit al gehurkt voor de auto en uit een kreet van blijdschap. Ze kijkt met haar grote blauwe ogen omhoog naar Tom. ‘Hij leeft nog!’ roept ze triomfantelijk uit en ze lacht daarbij al haar tanden bloot. Tom haalt hoorbaar opgelucht adem. Tussen de benen van Laura ontdekt Tom een grijsbruin hoopje met veren. Hij zakt door zijn knieën en neemt het diertje in zijn armen. Gitzwarte kraalogen staren hem aan. Uit zijn snavel klinkt zacht gekras. ‘Wat een prachtexemplaar.’ verzucht Tom. Laura staat op en buigt zich over de bosuil. ‘Ze zijn kleiner dan ik dacht.’ zegt ze terwijl ze de uil zachtjes over zijn veren strijkt. Tom knikt instemmend. In de kofferbak vinden ze een nooddeken, waar Laura de uil voorzichtig in wikkelt. Tom inspecteert nog snel de auto, maar wonderbaarlijk genoeg is er geen kras of deuk te zien. Ze stappen in en Tom start de motor. De uil krast onrustig. ‘Stil maar, wij gaan je goed verzorgen!’ sust Laura de uil toe. Haar hoge stem lijkt hem te kalmeren. ‘Denk je eigenlijk dat we hem zomaar mee mogen nemen?’ vraagt Laura. Tom kijkt bedenkelijk. ‘Ik denk het. We kunnen hem toch oplappen en dan weer loslaten in de natuur. Ik woon hier niet zover vandaan. Dan brengen we hem daar naartoe.’ stelt Tom voor. Laura kijkt hem met een schuin oog aan. Dat zou de eerste keer zijn dat ze zo snel met een man mee naar huis zou gaan. Tom heeft echter iets vertrouwds. Hij is slank en breedgeschouderd en zijn zwarte haren hangen warrig voor zijn ogen. Tom lijkt erg op haar broer. Bij die gedachte gaat er een pijnscheut door haar buik. Sven. Laura schudt heftig met haar hoofd om de opkomende tranen tegen te houden. De uil begint meteen te krassen. ‘Alles oké?’ vraagt Tom bezorgd. Laura knikt en ze streelt de uil over zijn verenkleed. ‘Ja, ik moet nog een beetje bijkomen van de schrik.’ liegt Laura. ‘Ik denk dat het goed is als we deze vriend zo snel mogelijk verzorgen.’ zegt ze. Tom knikt. ‘We zijn er bijna.’ Laura kijkt uit het raam. Ze rijden nog steeds in de duinen. De auto draait de bocht om en een klein huisje wordt zichtbaar midden in het duingebied. ‘Woon je hier?’ vraagt Laura verbaasd. ‘Ja, dicht bij de natuur!’ antwoordt Tom trots. Tom parkeert de auto en stapt uit. Laura ziet hoe hij naar de voordeur toe loopt en een sleutel in het slot steekt. De uil beweegt onrustig en klappert zielig met zijn goede vleugel. Laura moet moeite doen om hem te kalmeren. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt haar. Dan haalt ze diep adem, stapt uit en loopt naar Tom, die bij de voordeur op haar staat te wachten. Voorzichtig overhandigt ze hem de uil. Tom neemt de uil van haar over en loopt naar binnen. Laura volgt hem naar een minimalistische ingerichte woonkamer. Tom loopt direct door richting de tuindeur. ‘Ik breng hem even naar een comfortabele plek. In mijn schuur verzorg ik wel vaker door roofdieren aangevallen diertjes. Daarna hak ik meteen wat hout voor de open haard. Maak het jezelf alsjeblieft gemakkelijk.’ zegt Tom. Laura wil iets zeggen, maar Tom is al door de dubbele tuindeuren verdwenen. ‘Ik ben zo terug.’ roept hij nog over zijn schouder. Ze kan hem alleen maar nakijken. Ineens voelt Laura dat ze heel nodig moet plassen. Laura’s ogen speuren de ruimte af. Aan de linkerkant bevindt zich een enkele deur. Zou daar de WC zijn? De deur komt uit op een gang met aan weerszijden twee deuren. Eerst maar de deur links proberen. Laura opent de deur en ziet een kleine keuken met eikenhouten kastjes. Tegen de muur staat een gigantische witte vrieskist. Laura moet grinniken bij de aanblik. Zo’n vrieskist had haar oma vroeger ook altijd. Ze draait zich om en opent de deur rechts van haar. Laura stapt naar binnen en staat oog in oog met een paar felle amberkleurige ogen. Ze moet moeite doen om het niet uit te schreeuwen van de schrik. Dan haalt ze opgelucht adem; het is maar een vos. Ze bekijkt het opgezette beest aandachtig. De vacht is keurig geborsteld en zelfs de snorharen zitten nog perfect. Laura scheurt haar blik van de vos af en loopt verder de kamer in. Overal in allerlei richtingen staan opgezette dieren. Laura voelt hun ogen prikken in haar rug. Een beetje ongemakkelijk loopt ze rond en bekijkt een voor een de fraaie exemplaren. Ze aait zachtjes de vacht van een veldmuis. De vacht voelt hard en koud aan. Op de tafel tegen de muur ligt een half afgemaakt konijn. Er liggen scalpels en andere gereedschappen die Laura niet herkent. Boven de tafel hangt een plank met daarop enkele glazen potten gevuld met vloeistof en ronddrijvende stukjes. Daarboven hangt een oranje slang aan een haak. Laura voelt dat ze misselijk wordt. Ze wendt haar blik vlug af en haar oog valt op een houten kistje, dat op tafel staat. Het deksel staat een beetje open. Met trillende handen opent Laura het deksel. Binnenin bevinden zich verstofte flesjes met handgeschreven etiketten. Ze haalt er een flesje uit. Formaldehyde ontcijfert Laura met moeite. Voorzichtig stopt ze het flesje terug. Een rilling loopt over haar rug. Laura kijkt schichtig om zich heen. Niemand te zien. Dan haalt ze een tweede flesje uit het kistje. Het etiket is met een roestbruine substantie besmeurd. Methanol leest ze. Een angstaanjagend gekrijs schalt tot diep in haar trommelvliezen. Laura schrikt op en laat het flesje bijna uit haar handen vallen. Angst maakt zich van haar meester. De uil! Haastig stopt ze het flesje terug. Ze moet weg hier. Weg uit deze kamer. Met een ruk draait Laura zich om en rent op de deur af. In haar haast ziet ze de grote metalen bak die in het midden van de kamer staat niet. In volle vaart struikelt ze eroverheen en valt met een harde klap op de grond. Een felle pijn trekt onmiddellijk door haar voet en de tranen springen in haar ogen. De plek waar haar enkel de bak heeft geraakt kleurt direct blauw en begint te zwellen. Laura veegt de tranen uit haar ogen en sleept zich naar de deurpost. Ze probeert zich op te trekken, maar haar enkel laat het niet toe. De keuken, schiet er door haar hoofd. Ze moet haar enkel koelen. Dan kan ze daarna zo snel mogelijk weg hier. Misschien kan ze voor Tom een smoesje bedenken. Dat ze zich niet lekker voelt. Of dat ze het niet aankan om afscheid te nemen van de uil. Dat hij hem maar alleen moet uitzetten in de vrije natuur. Ja, dat is een goed idee. Ze doet zich liever emotioneel labiel voor dan dat ze hier langer blijft dan nodig is. Op handen en voeten kruipt Laura door de deur, door de gang naar de keuken. Met haar laatste krachten weet ze zich aan de vrieskist op te trekken. Haar amen zijn verzuurd. Ze is van dat kleine stukje helemaal uitgeput. Ze opent met moeite het enorme deksel. Met luid gekraak trekt het ijs tussen de twee lagen zich los, alsof de vrieskist zich nog niet zo lang geleden vacuüm heeft gezogen. Laura kijkt in de vriezer recht in twee glinsterende gitzwarte kraalogen. Haar nekharen gaan overeind staan en haar hart bonst in haar keel. Ze voelt de zweetdruppels van haar rug afglijden. Ze schrikt op van het gekraak van de keukendeur. Ze draait zich om en in de deuropening staat Tom nonchalant tegen de deurpost aangeleund. In zijn handen heeft hij een groot stuk haardhout. Tom kijkt haar recht in haar ogen aan. ‘Een prachtexemplaar.’ zegt Tom en zijn smalle lippen krullen zich om tot een sluwe glimlach. Dan klinkt er een doffe klap en wordt het zwart voor Laura haar ogen.
Dit verhaal schreef ik voor de Editio verhalenwedstrijd. Stemmen kan nog t/m 15 januari 12:00 uur. Dat zou supertof zijn! 🙂